Elektrische huisinstallaties

De elektrische installatie van ieder huis in Nederland begint met een hoofdzekering, gevolgd door een elektriciteitsmeter. Deze zekering en meter zijn eigendom van de elektriciteitsleverancier. Op de meter is een groepenkast aangesloten, van waaruit het huis groepsgewijs van elektriciteit wordt voorzien. Het wijzigen of uitbreiden van de groepen is niet al te moeilijk, maar er zijn wat regels die gevolgd moeten worden.

Vanaf de groepenkast
Boven de elektriciteitsmeter bevindt zich de groepenkast. Iedere groep kan maximaal 16A leveren. In principe heeft iedere ruimte in huis een groep. Er zijn echter uitzonderingen. Ruimten die aan elkaar grenzen mogen samen op een groep en sommige zware verbruikers (oven, boiler, wasdroger) moeten een eigen groep. Het uitbreiden van de groepenkast (plaatsen van een extra groep bijvoorbeeld) mag door iemand die ’terzake kundig is’, het plaatsen van een geheel nieuwe groepenkast is werk voor een erkend installateur.

Normaaldozen, centraaldozen en aarding

Centraaldoos

Vroeger maakte men gebruik van een normaaldozensysteem: elektrische leidingen werden over de muren heen, meestal in het zicht, doorgelust. Voor iedere uitbreiding werd een verbindingsdoosje in een bestaande leiding opgenomen. Dit systeem wordt niet meer toegepast en is vervangen door een centraaldozensysteem, waarbij in het midden van een ruimte in de vloer of het plafond een grote doos is ingebouwd, vanuit waar alle aansluitpunten zijn bedraad. Sinds 1997 is het verplicht om iedere nieuwe wandcontactdoos te voorzien van randaarde. Verbindingen in de elektrische installatie worden gemaakt met installatiedraad met een massieve koperen kern van 2,5mm² (1,5mm² voor draden die tussen een schakelaar en een lichtpunt lopen).

Aansluitpunten
Vanuit de groepenkast lopen installatiebuizen. In elk van deze buizen zitten de drie draden van precies één groep: groen/geel, blauw en bruin. De buizen lopen naar de centraaldoos in de ruimte waar deze groep voor is bedoeld. Vanuit de centraaldoos loopt een installatiebuis naar iedere wandcontactdoos, schakelaar of lichtpunt. Hieronder de kleuren draden voor ieder aansluitpunt:

  • Wandcontactdoos: groen/geel, bruin, blauw
  • Enkelvoudige schakelaar: bruin, zwart
  • Wisselschakelaar: bruin, zwart, zwart
  • Lichtpunt: blauw, zwart

In de centraaldoos worden de juiste verbindingen gemaakt middels geveerde contactblokjes zodat wandcontactdozen van stroom worden voorzien en lichtpunten (al dan niet met een hotelschakeling) kunnen worden geschakeld.

Kleuren, functies en diameters
Er worden vier kleuren installatiedraad gebruikt: geel/groen, bruin, blauw en zwart. Iedere kleur heeft zijn eigen functie:

  • Geel/groen: dit is de aardingsdraad die is verbonden met een aardpin in de meterkast. De aardpin is een koperen staaf die enkele meters in de grond is geslagen en op dit manier verbinding maakt met de aarde. De aardingsdraad wordt gebruikt om elektrocutie tegen te gaan. Vroeger werd de aardingsdraad verbonden met de (koperen) waterleiding maar omdat tegenwoordig veel kunststof waterleidingen worden gebruikt, is meestal een aardpin in de meterkast nodig. In sommige installaties is de aardedraad als een zilverkleurige draad in het zicht gemonteerd. In oudere installaties is een aardingsdraad grijs.
  • Bruin: dit is de fasedraad, in schema’s aangeduid met L, die de elektrische stroom aanvoert. Als een elektrische installatie goed is aangelegd dan is de fasedraad de enige draad die onder spanning staat. In oudere installaties is een fasedraad groen.
  • Blauw: dit is de nuldraad, aangeduid met N, die de elektrische stroom weer afvoert. In oudere installaties is een nuldraad rood.
  • Zwart: dit is een schakeldraad bedoeld voor een lichtpunt. Een zwarte draad wordt met een schakelaar met een bruine draad verbonden en vormt zo een geschakelde verbinding met een fasedraad.

In een huisinstallatie worden twee draaddiameters toegepast: 1,5mm² en 2,5mm². De draden geel/groen, bruin en blauw hebben een diameter van 2,5mm², de zwarte draad heeft een diameter van 1,5mm². Het aantal draden in een buis is niet onbeperkt. In een buis mogen alleen draden van één groep. Verder hangt het maximaal aantal toegestane draden af van de diameter van de buis, de aard van de buis en de diameter van de draad:

  • vaste buis 16mm: 3 x 2,5mm² + 2 x 1,5mm² of 2 x 2,5mm² + 3 x 1,5mm²
  • flexibele buis 16mm: 3 x 2,5mm² + 1 x 1,5mm² of 2 x 2,5mm² + 2 x 1,5mm²

De maximale stroom die per groep gevoerd kan worden is 16A. De totale stroom die een elektrische installatie voor alle groepen gelijktijdig kan leveren is tenminste 25A, begrensd door de hoofdzekering. Welke stroom maximaal door een verbruikstoestel kan worden afgenomen hangt af van de contactstop (‘stekker’) en het gebruikte aansluitsnoer: soepele snoeren met een aangegoten randaardestekker zijn voor maximaal 6A gespecificeerd, gebaseerd op de preventie van al te grote warmteontwikkeling in het snoer en tussen wandcontactdoos en contactstop.


Verdere informatie: